Armoede snijdt in vrije tijd
Mensen met een beperkt budget besparen op vrije tijd: uitstappen, reizen, hobby’s, speelgoed, het verenigingsleven en sociaal contact. Voor de andere kinderen puilt de vrijetijdsagenda uit en schuift de norm steeds verder op.
Kinderen en jongeren in armoede missen hierdoor kansen in hun ontwikkeling. Bijna de helft van de items in de indicator voor kinderarmoede verwijzen rechtstreeks of onrechtstreeks naar de vrije tijd. Volgens die indicator groeit ongeveer 15 procent van alle jongeren in België op in kinderarmoede.
‘Mensen met beperkt budget besparen op vrije tijd.’
Mensen die in armoede geboren zijn of nieuw zijn in ons land hebben weinig ervaring met het verenigingsleven. Ze hebben een onvolledig beeld van wat er bij komt kijken. Ze kijken ook fundamenteel anders naar de wereld. De chronische stress vernauwt de blik. Participeren betekent voortdurend risico’s afwegen en keuzes maken.
Mensen in armoede komen nauwelijks in aanraking met vrijetijdsaanbieders. Hierdoor vergroot de kans dat iemand in armoede moeilijk aan vrije tijd toekomt, niet aansluit om risico te vermijden of afhaakt bij tegenslagen, misverstanden of sociale druk.
Kleine problemen, grote gevolgen
Elke ouder ondervindt wel eens moeilijkheden bij het organiseren of ondersteunen van hobby’s van de kinderen. Maar middenklasse ouders hebben meer tools om met al die relatief kleine problemen om te gaan: flexibele werkuren, geld of een netwerk van familie, kennissen en buren die ook sterk in hun schoenen staan.
Kansarme ouders beschikken minder over de nodige hulpbronnen en ondersteunende netwerken. Relatief kleine problemen, zoals een onverwachte uitgave of een plotse verandering van het startuur van de sportclub of de jeugdbeweging, kunnen ze moeilijk overbruggen. Voor deze ouders is het een hele opdracht om de vrijetijdsparticipatie in te bouwen in de wekelijkse routine.
Goede intenties, weinig kennis van zaken
Vrijetijdsaanbieders willen de deur wel openzetten voor deelnemers die in armoede leven. Alle kinderen en jongeren zijn er welkom. Maar doorgaans leven deze aanbieders zelf niet in armoede. Ze weten niet echt wat het betekent om in armoede te leven. Ze kijken fundamenteel anders naar de wereld.
Hun ervaringen met deze samenleving zijn overwegend positief. Ze kunnen keuzes maken, hebben grotendeels controle over hun leven en een vertrouwen in onze maatschappij en haar instellingen.
‘De kloof is te overbruggen.’
Het netwerk van deze vrijetijdsaanbieders raakt niet of nauwelijks aan dat van mensen in armoede. Hierdoor verhoogt de kans dat ze niet voldoende of juiste maatregelen nemen om mensen in armoede te bereiken. Dat ze niet het nodige begrip kunnen opbrengen. Of dat ze niet geloofwaardig en betrouwbaar overkomen.
Zo ontstaat een kloof tussen beide. Deze kloof is te overbruggen, maar dat lukt zelden op eigen kracht. Je kan het als organisatie of als individu niet alleen. Er is nood aan omkadering, bemiddeling, ondersteuning en opvolging.
Projecten moeten de kloof dichten
Om deze kloof te helpen dichten, lanceerden overheden en fondsen de laatste jaren verschillende projectoproepen. Zo ondersteunde de Vlaamse Minister van Armoedebestrijding 19 projecten die bruggen bouwen tussen sport of jeugdwerk en gezinnen in armoede.
Demos en het Vlaams Instituut voor Sportbeheer en Recreatiebeleid (ISB), kregen van de Vlaamse overheid de opdracht om op hun beurt deze projecten te ondersteunen en hun leerervaringen vast te houden.Lees meer over bruggenbouwprojecten en hun strategieën op de website van Demos.
‘We zien vier strategieën om bruggen te bouwen.’
We zagen vier strategieën die bruggenbouwers ontwikkelen om de kloof tussen armoede en vrije tijd te dichten: outreachend en bottom-up werken, individuele toeleiding, verenigingsondersteuning en samenwerking en netwerkvorming.
De combinatie van deze strategieën levert een effectief en duurzaam resultaat op. Al vergt dat een vrij arbeidsintensieve aanpak. Zelden komen alle strategieën even sterk naar voor binnen één praktijk.
In vier videoreportages tonen we hoe elke strategie in een project ingezet wordt.
Outreachend en bottom-up werken
Een eerste, succesvolle strategie is het vrijetijdsaanbod organiseren op de plaatsen waar kinderen in armoede vertoeven, zoals op pleintjes of in verenigingen waar ze zich goed voelen.
Moeilijk bereikbare doelgroepen bestaan niet. Als je toenadering zoekt tot bepaalde doelgroepen en langsgaat bij de organisaties die ze zelf oprichten of waar ze zich welkom voelen, dan word je in de regel open en gastvrij ontvangen. Soms zijn er mensen die hun stekels opzetten of testen of je het wel goed meent. Maar als je op een authentieke manier contact legt, laten ook zij hun wantrouwen varen.
In een vertrouwde context werken, verlaagt een aantal sociale drempels. Je weet dat de anderen in hetzelfde schuitje zitten, je hoeft je niet te schamen, je denkt minder ‘dit is niet voor mensen zoals ik’. Maar ook organisatorische drempels worden zo aangepakt. Bijvoorbeeld worden kostprijzen voor deelname of openbaar vervoer beperkt tot het absolute minimum.
Een tweede element van deze strategie is dat oudere jongeren in armoede zelf het vrijetijdsaanbod mee opzetten en organiseren. Niet alleen is dit sterk empowerend voor de jongeren zelf, ze leggen vanuit hun eigen ervaringen ook bepaalde accenten in de organisatie van het vrijetijdstaanbod.
‘Anderen zitten in hetzelfde schuitje.’
Ze zetten eerst intens in op de relatie met jongeren. Omdat ze weten dat dit primeert op het aanbod. Ze bouwen sneller en makkelijker een vertrouwsband op omdat ze leven of opgroeiden in herkenbare omstandigheden. Ze nemen bewust een aantal organisatorische drempels weg.
Ook plaatsen ze de vrijetijdscontext sneller en vaker in relatie tot de levensomstandigheden van de deelnemers en slaan bruggen met andere levensdomeinen zoals onderwijs, welzijn of tewerkstelling. Ze bouwen hiertoe explictiet een netwerk uit. Een brede groep van sociale professionals krijgt de verantwoordelijkheid om de kloof te dichten.
Ieder op z’n eigen eiland?
Door outreachend en bottom-up te werken, geef je kinderen en jongeren in armoede meer kans om hun vrije tijd in te vullen. Maar je dicht niet de kloof met de bestaande vrijetijdsaanbieders. Iedereen blijft zo in zijn eigen cirkel.
En nee, participatie in een laagdrempelig initiatief leidt niet vanzelf naar participatie in een hoogdrempelig initiatief. Er zijn zeker individuele succesverhalen, maar er is geen breed bewijs voor de ‘doorstroomdroom’.
Vrije tijd organiseren daar waar kinderen en jongeren zich in armoede bevinden of door deze jongeren zelf, werkt volgens sommigen segregatie in de hand. Vraag is: zouden deze kinderen en jongeren plots wel deelnemen aan een aanbod als het specifieke aanbod niet zou bestaan? Als dat niet het geval is, dan heb je eigenlijk gewoon onzichtbare segregatie vervangen door zichtbare segregatie.
‘Je verving onzichtbare segregatie door zichtbare.’
Ook lijkt het voor sommigen alsof de participatie aan het ene aanbod, participatie aan ander aanbod in de weg staat. Dat klopt niet. Jongeren kunnen verschillende hobby’s bij verschillende organisaties combineren en genieten hier ook van.
Sommige organisaties bieden een specifiek aanbod voor kinderen en jongeren in armoede dat ze nergens anders vinden. Jongeren die hun armoede-ervaring willen delen met andere jongeren in armoede, en van daaruit actie willen voeren, moeten terecht kunnen bij een aanbod op hun maat.
Inclusie blijft de moeite waard
Toch blijft het wenselijk om in te zetten op inclusieve vrijetijdsbeoefening. Daar zijn veel redenen voor. Hoe meer kans op vrije tijd, hoe beter. Het is praktisch ook gewoon onmogelijk om alle vormen van vrije tijd apart aan te bieden, en al zeker niet overal.
Wie eenmaal een bepaalde sport of hobby onder de knie heeft, wil bijleren en groeien. Ook jongeren in armoede zijn op zoek naar uitdagingen en ondersteuning. Die vinden ze niet altijd of maar tot op zekere hoogte in bepaalde organisaties of circuits.
‘Hoe meer kans op vrije tijd, hoe beter.’
Een aparte benadering is niet altijd nodig en wordt dan als kunstmatig ervaren. Je kan kinderen niet op een abstracte manier toewijzen aan de ene of de andere vorm van vrijetijdsbesteding. De kwaliteit van het vrijetijdsaanbod gaat er bovendien op vooruit als drempels worden verlaagd, en niet alleen voor mensen in armoede.
Vrije tijd heeft een verbindende rol in de samenleving en kan kinderen en jongeren die opgroeien in verschillende levensomstandigheden met elkaar in contact brengen. Dat versterkt het onderling begrip en solidariteit. Kinderen en jongeren in armoede kunnen ook deugd hebben van contexten waar de armoede naar de achtergrond verdwijnt en hun talenten en competenties op de voorgrond komen.
Daarom dat naast outreachtend en bottom-up werken ook de andere strategieën van individuele toeleiding, verenigingsondersteuning en samenwerking waardevol zijn.
Individuele toeleiding
Lokale besturen zetten steeds meer in op brugfiguren, bruggenbouwers, bemiddelaars of toeleiders. Organisaties werken ook meer met buddy’s, vertrouwensfiguren, meters en peters of aanspreekpersonen. Deze brugfiguren zijn vooral professionals. In deze projecten stonden zowel medewerkers van het OCMW als medewerkers van gespecialiseerde organisaties (Uit De Marge, Lejo en Arktos) in voor de toeleiding. Maar soms werkt men ook met vrijwilligers zoals de Talentcoaches in Genk.
‘Toeleiding is een vak apart.’
Toeleiding is een vak apart. Het vergt tijd en ambacht om contact leggen en het vertrouwen te krijgen en houden van mensen in een kwetsbare positie. Het vergt feeling om hen op een attente en discrete manier over de drempel te helpen en om hen te blijven ondersteunen bij onverwachte moeilijkheden.
Over deze verbindingsfiguren publiceerde Demos eerder al de brochure ‘Verbinding in de vrije tijd’. In verschillende steden ontstaan er sterk praktijkvoorbeelden zoals in Leuven, Gent en Antwerpen. Maar ook in een landelijke omgeving zijn er brugfiguren actief zoals dit onderzoek van Samenlevingsopbouw laat zien.
Verenigingsondersteuning
In een ideale wereld gaan individuele toeleiding en verenigingsondersteuning hand in hand. Wie mensen in armoede in contact brengt met een aanbod in de vrije tijd, moet toch zeker zijn dat de ontvangende club of vereniging laagdrempelig is en competent genoeg om de mensen in armoede op een volwaardige manier te laten deelnemen.
Maar organisaties mogen ook niet opgeslorpt worden in het bijschaven van de werking. Daarom kunnen verenigingen zich dus best laten ondersteunen. Werken aan toegankelijkheid is een evenwichtsoefening tussen interne processen en processen naar externe partners. Inspanningen om drempels te verlagen, renderen pas als er ook effectief mensen in armoede bereikt worden.
‘Verenigingen komen tijd en handen tekort.’
Verenigingen laten zich echter niet gemakkelijk ondersteunen. Organisaties die vrije tijd aanbieden, komen vaak tijd en handen te kort. Hun draagkracht is beperkt, ook om zich te laten ondersteunen. Hun hoofd en hun agenda zitten vol. Een organisatie die bruggen wil bouwen, moet heel wat sterke eigenschappen hebben: een heldere visie en identiteit, een reflectieve cultuur en een onderhandelbare structuur.
Twee bijkomende factoren verklaren waarom vrijetijdsaanbieders soms weinig gemotiveerd zijn om zich in dit thema te laten ondersteunen. Door de onzichtbaarheid van armoede gaat men er vanuit dat armoede in de eigen gemeente weinig voorkomt. De realiteit is vaak anders.
Het gebrek aan kennis en expertise is een tweede probleem. Verenigingen zijn er vaak van overtuigd dat de kostprijs verlagen volstaat om mensen in armoede te bereiken. Ze hebben weinig zicht op de andere drempels en missen feeling met de binnenkant van armoede. Ze voelen ook niet meteen de nood om zich daarin te verdiepen.
Creativiteit om verenigingen mee te krijgen
Het vergt dan ook creativiteit om verenigingen mee te krijgen. Zo nam de jeugddienst van Genk een improvisatiegezelschap onder de arm. Dat gezelschap ging in gesprek met de lokale armoedevereniging over de typische situaties die ze meemaken als hun kinderen deelnemen aan vrijetijdsbesteding. Die verhalen werden omgezet in improvisatiescènes en gespeeld voor een publiek van vrijwilligers van jeugd- en sportorganisaties. De scènes hielden hen een spiegel voor. Soms werd er hartelijk gelachen, soms was het ook muisstil.
Andere gemeenten zoals Duffel of Mechelen proberen concreet te formuleren wat ze precies van hun verenigingen verwachten. De gemeente Duffel werkte hiertoe een engagementsverklaring uit voor haar lokale verenigingen die de inspanningen van het bestuur en de verenigigen omschrijft. Wat je nog meer kan doen om verenigingen over de streep te trekken om zich te laten ondersteunen kan je nalezen in dit dossier. Zo lees je er meer over de drempelmeter die in Hasselt werd ontwikkeld.
Samenwerking en netwerkvorming
Samenwerken biedt veel voordelen voor de betrokken organisaties en diensten. De kloof tussen armoede en vrije tijd is een complex probleem. Geen enkele dienst of organisatie kan dit in zijn eentje aanpakken. Partners kunnen ook naar elkaar doorverwijzen of toeleiden. Je krijgt bovendien een beter zicht op de leefwereld, de vragen en de noden die er leven.
Je kan advies en steun vragen. Externe partners houden je scherp, wijzen op blinde vlekken, helpen om engagementen na te komen. En je versterkt mee het draagvlak van mensen die oplossingen aanreiken en hulpbronnen inbrengen en je kan er mee gebruik van maken.
Samenwerken en netwerkvorming sluit aan bij het idee van de netwerkgemeente waarbij overheid, burgers en organisaties samen werken om complexe vraagstukken aan te pakken.
‘Samenwerken biedt voordelen.’
We zien dan ook lokaal sterke netwerken ontstaan, zoals het lokaal netwerk vrijetijdsparticipatie, het jeugdwelzijnsoverleg, het kinderarmoedenetwerk en recent de buurtgerichte netwerken voor kinderen en gezinnen. Organisaties als Pronet reiken specifieke kennis aan om het samenwerken in netwerken te bevorderen.
Toch blijkt het moeilijk om mensen in armoede rechtstreeks te laten participeren aan deze netwerken. Ze zetten zelden mee aan bestuurs- en overlegtafels. Die worden bevolkt door professionals.
Bovendien blijkt het erg moeilijk om mensen in armoede en vrijetijdsaanbieders rechtstreeks met elkaar in contact te brengen of de netwerken rond de beide met elkaar te verbinden. Het blijven twee aparte werelden. In de Toolbox Diversiteit van Demos en de Ambrassade vind je alvast enkele tips en suggesties vanuit het jeugdwerk om vrijwilligers te betrekken bij een samenwerking.
Ethische grenzen aan projectmatige aanpak
Outreachend en bottom-up werken, individuele toeleiding, verenigingsondersteuning en samenwerking: het zijn vier stevige strategieën die volgens ons een tastbaar en duurzaam effect kunnen behalen. Dat heeft het onderzoek naar deze en andere projecten alvast vastgesteld.
Wel wordt het steeds moeilijker om te verdedigen dat dit onderwerp telkens op een projectmatige manier wordt aangepakt. Een project betekent een afgebakend resultaat in een afgebakende periode. Bruggen bouwen vergt investeren in trage processen en langdurig engagement.
Een projectmatige aanpak leent er zich eigenlijk niet toe om op een ethisch verantwoorde manier bruggen te bouwen tussen mensen in armoede en de vrije tijd. Met een boutade: een project is als een vakantielief, bruggen bouwen is trouwen.
Het leergeld is betaald. Vooral door de mensen in armoede, die te vaak hun vertrouwen moesten schenken aan vluchtige medewerkers. Tijd voor overheden, fondsen en organisaties om zich ernstig te bezinnen over duurzame en ethisch verantwoorde investeringen.
Reacties [1]
Wat ik uit mijn jeugdjaren onthouden heb is de onmogelijkheid om gelijkwaardige vrije tijdsbesteding te beleven je tekent voor het leven. Met vermindert zelfvertrouwen, minderwaardigheidsgevoel als gevolg hiervan.
Zeker lezen
‘De kerstmarkt heeft betere openingsuren dan de sociale dienst’
Arts Wouter Arrazola de Oñate: ‘Racisme maakt mensen ziek’
‘Kinderen grootbrengen is een maatschappelijke taak’
Functionele cookies Always active
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies